Fietsen

Het is rond het middaguur als ik op mijn fiets spring, van huis terug naar mijn tijdelijke woonruimte. Na 50 meter fietsen weet ik wat ik ben vergeten. Het is een zonnige dag en ik fiets richting het zuiden. Het zonlicht schijnt fel in mijn ogen en doet me pijn. In mijn tas zit een zonnebril, dat weet ik, maar toch fiets ik nog even door. Er komt namelijk een stoplicht aan en als dat op groen springt, kan ik niet nog bezig zijn met mijn zonnebril, dan moet ik door kunnen fietsen. De meters met het felle licht in mijn ogen zijn ondragelijk, maar ik hou vol. Direct voorbij het stoplicht zet ik mijn fiets op de stoep en pak de zonnebril uit mijn tas. Opgelucht haal ik adem.

De opluchting is van korte duur. Achter mij fietst iemand. En Iemand blijft achter mij fietsen. Zijn kettingkast rammelt. Bij iedere draai om de as van de trapper hoor ik het gerammel. Het geluid dreunt mijn hoofd binnen en ik raak geïrriteerd. Ga me nou voorbij. Ik ga langzamer fietsen in de hoop dat Iemand mij inhaalt. Maar Iemand houdt in en gaat ook langzamer fietsen. Ik doe er nog een schepje bovenop en ga nóg trager over het fietspad. Nog steeds blijft Iemand achter mij. De irritatie over het geluid en de schim achter mij wordt met de seconde erger. Als dit zo door blijft gaan, dan heb ik straks veel te lang nodig om ervan te herstellen. Ik ga over op de meest radicale methode. Ik knijp keihard in mijn remmen en zet met een ruk aan mijn stuur mijn fiets weer op de stoep. Het werkt, Iemand haalt mij in, zich van geen kwaad bewust fietst hij mij voorbij. Ik haal weer opgelucht adem en vervolg mijn weg. Nu hoef ik mij alleen nog maar af te sluiten voor het voorbijrazende verkeer. Ik zet mijn koptelefoon nog even recht op mijn hoofd.

Geef een reactie